Hof Leeuwarden: na 26 jaar geen verjaring of rechtsverwerking pensioenrechten

9 augustus 2013 | Alle artikelen

9 augustus 2013 – Het komt regelmatig voor dat pensioenrechten pas op het bereiken van de pensioenleeftijd door de partner opgeëist worden. Zo kan het voorkomen dat tientallen jaren na de echtscheiding de pensioenrechten nog verdeeld moeten worden. Uit een recente uitspraak van het hof te Leeuwarden op 23 juli 2013 blijkt dat een beroep van de man op rechtswerking, verjaring of afstand doen niet slaagt. Er rest voor de man nog een strohalm: aantonen dat hij zijn ex-echtgenote niet kan betalen.

In een eerder vonnis wees de rechtbank de eis tot verdeling van de pensioenrechten af wegens rechtsverwerking. De vrouw ging hier niet mee akkoord. Ze betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat ze haar recht op verdeling van pensioenrechten verwerkt heeft. In hoger beroep wordt ze nu door het hof wel in het gelijk gesteld.

De casus
De vrouw (eiseres) werd in 2010 65 jaar. Vijf jaar eerder in 2005 werd de man pensioengerechtigd en begonnen de pensioenuitkeringen. Dit pensioen was (o.a.) voor en tijdens het huwelijk opgebouwd. Het echtpaar was in 1983 gescheiden. Partijen hebben op 23 december 1982 een verklaring ondertekend, waarin onder meer staat vermeld: “Ten aanzien van de financiën: – [de vrouw] zal geen aanspraak maken op tijdens het huwelijk verworven financiële tegoeden en/of schulden.”
Nu vond de man dat zijn ex-partner te laat kwam met het opeisen van haar pensioendeel. Ze had immers in de afgelopen 26 jaar daarover niets van zich laten horen. Bovendien, zo stelt hij, dient onder ‘financiële tegoeden’ mede te worden verstaan de opgebouwde pensioenrechten.

Het geschil
De ex-partners zijn het niet met elkaar eens omdat de man vindt dat hij er op mocht vertrouwen dat de vrouw niet na 26 jaar haar deel van het door hem opgebouwde pensioen nog eens ging opeisen. Nu de vrouw dat wel deed, stelde hij dat er sprake was van verjaring. Ook daar is de vrouw het niet mee eens. Als derde argument voert de man in zijn betoog op dat toch afgesproken is dat de financien al verdeeld waren. De vrouw vindt dat het pensioen daar niet onder valt.

Geen rechtsverwerking
De vrouw betoogde in haar grieven tegen het vonnis van de rechtbank, dat er geen sprake van rechtsverwerking kon zijn. Het hof gaf haar daarin gelijk. Het hof stelt voorop dat “van rechtsverwerking slechts sprake is wanneer de gerechtigde zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht onverenigbaar is (vgl. HR 7 juni 1991, LJN : ZC0271). Enkel tijdsverloop of enkel stilzitten is daartoe onvoldoende. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan, hetzij bij de wederpartij van de gerechtigde het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de gerechtigde zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de wederpartij onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in het geval dat de gerechtigde zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (vgl. HR 29 september 1995, LJN : ZC1827).” De stand vrouw versus man in nu 1-0.

Financiën verdeeld
In de voornoemde verklaring heeft de vrouw verklaard dat zij ” geen aanspraak [zal] maken op tijdens het huwelijk verworven financiële tegoeden en/of schulden “. Bij de uitleg van deze verklaring komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die verklaring mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635, Haviltex).
Naar de mening van de man vallen opgebouwde pensioenrechten onder ‘financiele tegoeden’. De vrouw betoogt echter dat zij begrepen heeft dat het om contante bedragen en saldi van bankrekeningen ging. Volgens het Hof leidt de uitleg er dan ook toe, dat de man er niet van mocht uitgaan en de vrouw niet hoefde te begrijpen dat de kwijtingsbepaling ook zag op de pensioenrechten. De stand vrouw versus man in nu 2-0.

Verjaring
De man vindt dat de vordering van de vrouw tot verdeling van de pensioenrechten verjaard is. Volgens hem geldt op grond van artikel 3:306 BW, nu de wet niet anders bepaalt, de verjaringstermijn van twintig jaar, welke ingaat op de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, waardoor de vrouw haar vordering in had dienen te stellen voor 1 juli 2003.
Het hof onderschrijft deze stelling van de man echter niet. De pensioenrechten betreffen een gemeenschappelijk goed dat nog niet verdeeld is, maar een veroordeling tot verdeling. Aldus is het hof van oordeel dat sprake is van een ‘overgeslagen goed’ in de zin van artikel 3:179 lid 2 BW, waarvan een nadere verdeling kan worden gevorderd. Die vordering tot nadere verdeling is thans door de vrouw ingesteld en niet voor verjaring vatbaar (zie ook hof ‘s-Hertogenbosch 13 maart 2013, LJN : BZ4995). Gelet hierop is geen sprake van verjaring. De stand vrouw versus man in nu 3-0.

De verdeling van de pensioenrechten
Aangezien de echtscheiding dateert uit de periode tussen 27 november 1981 en 1 mei 1995 dienen de door partijen voor en tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdoms- en partnerpensioenrechten overeenkomstig de regels van het arrest Boon/Van Loon te worden verdeeld (HR 27 november 1981, LJN : AG4271). Nu dat (nog) niet is gebeurd, zal er alsnog een berekening gemaakt moeten worden o.b.v. de contante waarde van de pensioenaanspraken op de datum van echtscheiding. Vervolgens kan bepaald worden welk deel van de pensioenuitkeringen die de pensioenuitvoerders aan de man uitkeerden en gaan uitkeren aan de vrouw toekomt. Hierbij moet tevens gelet worden op de indexatie van de (premievrije) pensioenaanspraken tussen de datum van echtscheiding en de pensioendatum en de indexatie vanaf de pensioendatum.

Laatste strohalm
Nu de man de bui ziet hangen, voert hij als laatste in zijn betoog op dat hij voor de uitbetaling aan de vrouw geen financiële middelen heeft gereserveerd. Hij kon immers niet weten dat hij hier rekening mee moest houden. Het hof heeft hem nu tot 24 september 2013 de tijd gegeven om aan te tonen dat hij niet kan overgaan tot (gedeeltelijke) uitbetaling door hem aan zijn ex-echtgenote van de volgens het hof aan haar toekomende pensioenrechten. Ondanks het feit dat de vrouw driemaal gescoord heeft, kan haar winst mogelijk niet omgezet worden in klinkende munt.
Een wijze les hieruit: het ijzer smeden als het heet is, oftewel: met de pensioenuitvoerder binnen twee jaar na echtscheiding regelen dat de verdeelde aanspraken t.z.t. rechtstreeks aan de rechthebbenden worden uitgekeerd. Zo hebben ze in dat opzicht van elkaar dan ook niets meer te vorderen.

Onze reactie
Pensioen was vroeger niet zo’n hot item als dat het nu is. Steeds meer wordt onderkend dat opgebouwd pensioen een grote hoeveelheid geld vertegenwoordigt. Dat wordt overigens niet duidelijk in de alom bekende UPO’s (Uniform Pensioen Overzicht). Daarin staan immers bij de meeste pensioenregelingen alleen wat er aan pensioen verwacht kan worden als er voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden. Alleen UPO’s van pensioenregelingen volgens een premieovereenkomst (beschikbare premieregeling) vermelden doorgaans wel de waarde per ultimo vorig kalenderjaar.
Wij zijn voorstander van vermelding van de contante waarde van pensioenaanspraken op alle UPO’s. Dit maakt de werknemer en zijn/haar partner meer bewust van de waarde van pensioen. Bijkomend voordeel is dat in geval van echtscheiding de verdeling van pensioen minder snel vergeten wordt. Dit kan in veel gevallen immers wel eens meer waard zijn dan (de overwaarde van) de woning.

© 2004 - 2024 - Mollema Pensioen Consultancy.
Ontwikkeld door Convident