Flinke belastingclaim door forse salarisverhoging

14 september 2011 | Alle artikelen

14 september 2011 – De Rechtbank Haarlem (LJN: BR6254) vonniste op 12 augustus 2011 dat een in de basis zuivere pensioenregeling, onzuiver werd door een te forse salarisverhoging binnen vijf jaar voor de pensioendatum in z’n geheel mee te laten tellen in de pensioenopbouw. Gevolg was dat de inspecteur van de Belastingdienst de gevorderde IB/PVVclaim van ruim 1,2 miljoen euro kon gaan innen.

In deze zaak oordeelde de Rechtbank dat het salaris binnen vijf jaar voorafgaand aan de pensioendatum niet aan de maatschappelijk normen voldeed. Daarmee deed de Rechtbank een beroep op artikel 10b, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Dit regelt dat met ingang van 1 juni 1999 dat pensioenopbouw volgens een eindloonstelsel over salarisstijgingen binnen vijf jaar voor de pensioeningangsdatum slechts is toegestaan tot 2% boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen en overigens slechts bij gangbare functiewijzigingen en gangbare leeftijdsperiodieken.

Salarisverhoging van 355%
Het salaris van de DGA was t/m 2002 gemiddeld ca. € 45.000. Er werd echter met terugwerkende kracht in 2002 een salaris toegezegd van € 160.000, een stijging van 355%.
De oorspronkelijke pensioendatum lag op 1 januari 2006, maar in de AVA-notulen van 25 december 2002 werd deze uitgesteld met twee jaar tot 1 januari 2008. De DGA stelde dat de salarisverhoging in 2002 dus buiten de vijfjaars termijn lag. Daar was de Rechtbank het echter niet mee eens.

Pensioenbrief te laat opgesteld
De in de AVA-notulen voorgestelde aanpassing van de pensioenregeling, werd formeel vastgelegd in een tussen BV en DGA opgestelde nieuwe pensioenbrief van 18 april 2003. De inspecteur was van mening dat het uitstel van de pensioendatum van 1 januari 2006 naar 1 januari 2008 formeel pas was vastgelegd op 18 april 2003 en daarmee binnen de vijfjaars termijn viel. De Rechtbank gaf de inspecteur gelijk. Op zich was de ramp hiermee nog niet voltrokken, zij het dat de salarisstijging naar € 160.000 voor de DGA volledig werd meegenomen in de vaststelling van de pensioenaanspraken.

Onzuiver
Door de salarisstijging tot € 160.000 in zijn geheel mee te nemen in de pensioenopbouw is de pensioenregeling in 2002 onzuiver geworden en heeft de inspecteur de gehele aanspraak terecht op grond van artikel 11c van de Wet LB als loon uit vroegere dienstbetrekking in de belastingheffing betrokken. De aanspraken die in enig jaar op grond van een onzuivere pensioenregeling worden verkregen, dienen op grond van de artikelen 3.80 en 3.81 van de Wet IB 2001 in verbinding met artikel 10 Wet LB tot het loon te worden gerekend. De in artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de Wet LB neergelegde zogenoemde omkeerregel is op dergelijke aanspraken immers niet van toepassing.
Daarmee kwam de naheffingsaanslag loonheffing in 2002 op € 1.231.205.

Problemen voorkomen
In deze zaak hadden de gevolgen m.b.t. de salarisverhoging in 2002 voorkomen kunnen worden door de nieuwe pensioenbrief in 2002 formeel van kracht te laten worden. De pensioenbrief had eenvoudigweg direct na de ondertekening van de AVA-notulen op 25 december 2002 uitgereikt en ondertekend kunnen worden.
Een andere mogelijkheid was om de pensioenaanspraken slechts te verhogen conform de gebruikelijke regelgeving. Daarmee had de DGA uiteraard veel minder pensioen kunnen opbouwen, maar was ondanks de forse salarisverhoging niet de gehele pensioenaanspraak onzuiver geworden.

© 2004 - 2024 - Mollema Pensioen Consultancy.
Ontwikkeld door Convident